Utrechtse orgelmakerij Maarschalkerweerd & Zoon

michaelmaarschalkerweerdHet verhaal van het Utrechtse orgelmakersbedrijf Maarschalkerweerd & Zoon omspant honderd jaar Nederlandse orgelbouw voor met name rooms-katholieke maar ook een aantal protestantse opdrachtgevers, en heeft haar wortels in de bekende firma Bätz. Vader Pieter Maarschalkerweerd (1812-1888) leert het orgelmakersvak bij Jonathan Bätz, klimt op tot meesterknecht en begint een zelfstandige orgelmakerij. Zoon Michaël Maarschalkerweerd (1838-1915) brengt vervolgens de zaak tussen 1880 en 1910 tot grote bloei. Na zijn dood zetten Cornelis Hermanus van Brussel (1860-1935, compagnon sinds 1913), Johannes Josephus Elbertse (begint in 1917 een eigen orgelmakerij) en enkele anderen de zaak nog enige jaren op een bescheiden niveau voort, waarna de activiteiten in 1940 een einde nemen.

Pieter Maarschalkerweerd

Pieter Maarschalkerweerd richt in 1840 tezamen met Christiaan Stulting een eigen orgelmakerij op onder de naam ‘Stulting & Maarschalkerweerd’. Het bedrijf bouwt vrij kleine orgels, nog in klassieke stijl naar de Hollandse traditie, zoals overgeleverd door Bätz. Helaas is van hun werk nog maar heel weinig in oorspronkelijke staat bewaard gebleven. Sommige van hun instrumenten zijn later door Michaël Maarschalkerweerd met een klavier uitgebreid. Een mooi voorbeeld hiervan is het uit 1845 stammende orgel in de St. Barnabaskerk te Haastrecht. In 1848 trekt Christiaan Stulting zich terug, zodat de firma ophoudt te bestaan. Daarna zet Pieter Maarschalkerweerd het bedrijf alleen voort. Uit de periode die volgt zijn vermeldenswaard de nog bestaande orgels in de St. Bavokerk te Harmelen van 1859 en de parochiekerk H. Maria Geboorte te Rumpt van 1863.

Michaël Maarschalkerweerd

Het is mogelijk dat Michael Maarschalkerweerd aan het laatstgenoemde instrument al heeft meegewerkt. Na afronding van zijn studie tot waterbouwkundig ingenieur in 1860, komt hij in de orgelmakerij werken, maar wanneer precies is niet bekend. In elk geval wordt het bedrijf vanaf 1865 gevoerd onder de naam ‘Maarschalkerweerd & Zoon’.

Het eerste belangrijke orgel van Michaël is dat uit 1872 in de St. Dominicuskerk te Utrecht. Thans bevindt het zich in gewijzigde staat en in een nieuwe kast in de St. Laurentiuskerk te Bilthoven. De orgels die volgen, Schiedam St. Jan de Doper 1874 en Leiden Hartebrugkerk 1877, zijn weliswaar nog vrij traditioneel van opzet (hoofdwerk, bovenwerk, vrij pedaal en de klaviatuur voor in het midden), maar anderszijds zijn in deze instrumenten reeds overblazende fluiten en een Frans geïnspireerde intonatie toegepast.

Gedurende de periode die volgt worden invloeden uit de Franse orgelbouw steeds manifester. Belangrijke voorbeelden zijn: Oudewater H. Franciscus van Assisi 1887, Sneek St. Martinus 1891, Amsterdam Concertgebouw 1891 en Delft St. Jozef (thans H. Maria van Jesse) 1893. Deze instrumenten hebben een vrijstaande speeltafel met combinatietreden, Barkermachine (behalve Oudewater), een crescendokast, Frans geïntoneerde grondstemmen en tongwerken, nieuwe registers als Vox célèste en overblazende fluiten.

In de latere jaren doen in het werk van Michael Maarschalkerweerd ook Duitse invloeden hun intrede. Zo gaat hij over tot de toepassing van de rein pneumatische tractuur naar het systeem Weigle. Belangwekkend voorbeeld hiervan is het in 2005 gerestaureerde grote orgel in de Onze Lieve Vrouwe Kerk te Zwolle uit 1896, dat tevens over een registercrescendo beschikt. Uit deze laatste periode stammen voorts ondermeer de orgels in de Augustijnerkerk te Dordrecht uit 1899, de St. Lambertuskerk te Rotterdam-Kralingen uit 1900, de Utrechtse kathedraal van Ste. Catharina uit 1903, de Groningse St. Josefkathedraal uit 1906, de Paters Augustijnenkerk te Eindhoven eveneens uit 1906 en de St. Nicolaasbasiliek te IJsselstein uit 1908.

Cornelis Hermanus van Brussel

In 1913 maakt Michaël Maarschalkerweerd van Brussel tot zijn associé. Onder diens leiding worden tot in de jaren ’20 weliswaar nog enkele nieuwe orgels gebouwd en enkele uitbreidingen gerealiseerd, maar het werk beperkt zich verder toch hoofdzakelijk tot stemmen en onderhoud. Wanneer van Brussel in 1935 overlijdt, zet L. Collard de werkzaamheden nog tot 1940 voort, waarna de Tweede Wereldoorlog definitief een einde maakt aan honderd jaar orgelbouwgeschiedenis Maarschalkerweerd.